Leegte overspoelt hem
als een onvoorziene wolkbreuk
op een zachte dag in mei
beide kastdeuren opengeklapt
druppels in verwarmingsbuizen
oorverdovend in de stilte
zij had altijd meer ruimte ingenomen
voor elk seizoen een plankje
nu in stapels op de sprei
een fluweelzachte trui
tegen zijn betraande wang
het diep hemelsblauw van
haar geliefde zijden blouse
de streling van haar linnen
zomerjurk tegen de huid
van een vreemde
onverdraaglijk
een snoekduik in een zee
van haar geuren
de kringloop is morgen
ook weer open